Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Speelfilm

Interview

Gaspar Noé: ‘In de nacht zijn we monsters’

Gaspar Noé Het Franse enfant terrible Gaspar Noé was op IFFR met zijn extreme dansfilm ‘Climax’. „Ik begrijp het succes van de film nog steeds niet. Er is incest, abortus, waanzin en wreedheid.”

De dansers in ‘Climax’.
De dansers in ‘Climax’.

Leven in de brouwerij. Zondagavond zitten we met drie man rond een tafeltje in Hotel du Collectioneur te Parijs. Regisseur Gaspar Noé mompelt in z’n sjofele dumpjas en houthakkersblouse over zijn nieuwste film Climax. Zijn bord friet met mayonaise lijkt hem meer te boeien.

Dan stelt een collega een dommige vraag, op licht verontwaardigde toon. „Was die ejaculatie echt nodig in Love?” (Noés 3D-film uit 2015, waarin een penis zijn zaad de zaal in sproeit). Noé veert op. „Alsof dat uw eerste cumshot was. Ik geloof daar niks van. Vingers omhoog wie zichzelf ooit in het gezicht spoot onder het masturberen.” Twee vingers gaan aarzelend de lucht in. „Ik wil maar zeggen: ook voor mannen is een cumshot heel natuurlijk.” Geanimeerd: „Maar mijn vader [de schilder Luis Felipe Noé, red.] had ook moeite met dat shot. Na afloop vroeg hij: Gaspar, was dat jouw penis? Ik zei: nee papa, zou ik ooit in uw gezicht ejaculeren?”

Op zo’n moment geloof je het: Gaspar Noé (55), het zwarte schaap van de Franse cinema, geniet echt van boegeroep, hatelijke recensies, bezoekers die boos weglopen. Bij morele kritiek, liefst van het preutse soort, lichten zijn ogen op als kooltjes en wordt zijn glimlach vilein. Toch ziet Noé zichzelf niet als een provocateur. „Dat zeggen ze ook van Lars von Trier. Zulke onzin. Wij maken gewoon films die we zelf willen zien, zoals Michel Houellebecq schrijft wat hij zelf wil lezen. Het lastige van films is alleen dat je geld nodig hebt, veel geld. Dus moet je geldschieters geruststellen. En commissies die je lastigvallen met die saaie vraag: waarom deze film? Wat is je statement?”

Aan een boodschap heeft Noé dus geen boodschap. „Een moraal is er om kijkers gerust te stellen, ik wil ze liever verontrusten. Speelfilms zijn tegenwoordig nogal oninteressant, zoiets als Taxi Driver kun je nu niet meer maken. Bij documentaires is veel meer ruimte voor experimenten. Ik zag laatst Caniba, een portret van die Japanner die in Parijs een Nederlandse studente opat. De realiteit van een psychopaat, zonder commentaar. Zie zelf maar wat je daarvan denkt.”

Noés cinema is er een van ‘shock and awe’. Zie zijn jongste film Climax, in mei een eclatant succes op het filmfestival van Cannes. Tot verrassing van Noé, die zijn loopbaan was gaan zien als een hellend vlak. „De helft van de filmpers zag nog wel wat in mijn eerste film, daarna ging het bergafwaarts. Mijn vijanden wreven zich al in de handen. Het is voorbij met Gaspar Noé.” Nee dus. Noé: „Ik begrijp het succes van Climax nog steeds niet. Er is incest, abortus, waanzin, wreedheid, grove taal, automutilatie. Misschien komt het omdat mijn eerdere helden zulke vervelende mensen waren, losers die denken dat ze heel wat zijn. In Climax zijn dat jonge, frisse en talentvolle dansers. Tot ze sangria drinken.”

Want dat is de plot van Climax: een feest van een groep ‘street dancers’ in een oude school loopt op een winternacht in 1996 gruwelijk uit de hand als iemand lsd in de sangria heeft gedruppeld. In de eerste helft van Climax leren we choreografe Selva (Sofia Boutella) en haar 21 dansers kennen via auditietapes, wervelende dansroutines en een kwartier van losse, scabreuze nachtclubdialogen. Die gesprekken zijn best langdradig, maar daar manifesteren zich latent de angsten, verlangens en fricties die straks de poorten van de hel openen. Het segment accentueert bovendien de bij drugsgebruikers bekende nerveuze anticipatie: werkt het al?

Dirty Dancing

Climax onthutst wanneer de bad trip inzet. Het gezellige glitter maakt dan plaats voor vies rood en groen, techno bonkt steeds holler door de gangen waar Noé met schommelende ‘long shots’ zijn paranoïde en panikerende dansers volgt. Na talloze zeezieke ‘dutch angles’ kantelt de camera definitief en hangen de dansers als een brij friemelende vleermuizen aan het bloedrode plafond. Een orgiastisch oersoep, neukend, kakelend en krijsend.

Climax kwam tot Noé na lang en vruchteloos broeden op een film over hackers. „Maar hoe meer hackers ik zag, hoe minder zin ik erin kreeg.” Dansen is filmisch, en Noé doet het zelf graag. „Ik breng meer tijd door in nachtclubs dan met film, maar ik zag mezelf geen Dirty Dancing maken. Wel boeide het me dat in het nachtleven de tofste mensen veranderen in monsters door drank, vaak samen met hasj, coke of God weet wat. Dan worden ze klef, onverstaanbaar, handtastelijk. Een goede vriend van mij sloeg een fles kapot op het hoofd van een willekeurige vent. De volgende morgen wist hij van niks. Maar wie deed dat dan?”

Het kwartje viel toen Noé een oud verhaal hoorde over een dansfeest dat uit de hand liep door lsd. Daarna ging het snel. Hij schreef een script van twee A4’tjes. Kreeg actrice Sofia Boutella, een voormalige hiphopdanseres, enthousiast, verzamelde een cast van slangenmensen en dansers uit de krump-scene. Een half jaar later was Climax klaar.

De film is een soort comeback voor Noé na zijn teleurstellende 3D-film Love. Toch haalt hij niet helemaal het niveau van drie eerdere meesterwerken. In Seul contre tous (1998) verplaatste Noé ons in de schedelpan van een vernederd razende kleine man: de ultieme Louis Ferdinand Céline-film. Irréversible (2002), een achterstevoren verteld verhaal over een zinloze verkrachting en zinloze wraak, liet je achter met een verpletterend gevoel van onherroepelijkheid. Enter the Void (2009), waar we in twee uur de laatste minuut op aarde beleven door de ogen van een stervende drugsdealer, maakte je bijna nieuwsgierig naar je eigen dood. Zo’n tweede trap ontbreekt bij Climax. Het is een onvergetelijke, maar niet werkelijk transcendente ervaring.

Belastingschuld

Op IFFR Rotterdam, waar de film vrijdag in première gaat, danst Gaspar Noé na afloop met vier acteurs en choreograaf Nina McNeeley op het podium van de Rotterdamse Schouwburg, om daarna publieksvragen te beantwoorden. Wat zat er in die sangria? „Angst.” Gaat dans over seks en dood? „Altijd.” Dat meisje dat zichzelf met een mes toetakelt, was dat echt? „Helaas is zij niet meer onder ons om uw vraag te beantwoorden.” En dan de eeuwige vraag: waarom maakte u deze film? „Voor het geld. Ik had een belastingschuld en heb mijn ziel verkocht.”

Als Noé na afloop buiten een sigaretje rookt, zegt hij: „Het is nog waar ook. Ik had echt geld nodig. Maar je moet dan wel net inspiratie hebben.” Ik zie nu uw boodschap, zeg ik. Just say no to drugs. Noé: „Doet u dat maar. Ik ga dansen.”

Correctie 29 januari 2019, 14.10u: in een eerdere versie stond dat Noé recentelijk ‘Interview with a cannibal’ had gezien. Het ging om de documentaire ‘Caniba’. Dit is aangepast.